In het bijgaande persbericht van de rijksoverheid inzake de voorjaarsnota 2017, die 1juni 2017 naar de 2e kamer is gestuurd, staat in de op één na laatste regel : “Ook de korting op de scholing- en monumentenaftrek is van de baan. Deze maatregelen zijn reeds gedekt in de begroting.” Hiermee is de bezuiniging op de instandhouding van monumenten definitief van tafel. Het nieuwe kabinet zal uiteindelijk een besluit moeten nemen over die fiscale aftrek.
Het begrotingsoverschot neemt van 0,2 procent in 2017 verder toe naar 1,3 procent in 2021
Nieuwsbericht | 01-06-2017
Het begrotingsoverschot loopt naar verwachting op van 0,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2017 naar 1,3 procent van het bbp in 2021. Dat is een verbetering van het EMU-saldo, de inkomsten min de uitgaven van de collectieve sector, van 0,7 procentpunt ten opzichte van de Miljoenennota van vorig jaar en komt vooral door de toename van de verwachte inkomsten in 2017. De EMU-schuld komt dit jaar naar verwachting uit op 59,4 procent bbp, een verbetering van 2,7 procentpunt (13 miljard euro) ten opzichte van de raming uit de Miljoenennota 2017. In 2010 kwam de staatsschuld voor het laatst onder de zestig procent uit. Dit schrijft minister Dijsselbloem van Financiën in de Voorjaarsnota 2017 die vandaag aan de Tweede Kamer is gestuurd. In verband met de kabinetsformatie is dit jaar een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in de komende jaren toegevoegd.
Extra uitgaven
Er is in 2017 ruimte gevonden voor noodzakelijke extra uitgaven aan de verpleeghuiszorg. Het kabinet stelt, naast de eenmalige extra honderd miljoen euro in 2017, nog eens honderd miljoen euro beschikbaar voor betere kwaliteit in de verpleeghuizen. Dit is een structurele investering vanaf 2017 in de verpleeghuiszorg. Daarnaast wordt er in de periode 2017 – 2021 in totaal 145 miljoen euro beschikbaar gesteld om in deze sector extra mensen op te leiden en om- of bij te scholen.
Vanwege de hoger dan verwachte pensioenpremie bij het ABP heeft het kabinet 342 miljoen extra vrijgemaakt, zodat er toch ruimte voor loonsverhoging voor ambtenaren is.
Het kabinet heeft 50 miljoen euro extra vrijgemaakt voor veiligheid, stabiliteit, migratiesamenwerking en opvang in de regio. Verder stijgt het budget voor ontwikkelingssamenwerking in 2017 met 62 miljoen euro, vanwege de koppeling aan het hogere geraamde bruto nationaal inkomen (bni). Daarnaast werkt de lagere asielinstroom in 2016 door in lagere uitgaven van 170 miljoen euro aan asielopvang in 2017. Dit geld wordt teruggeboekt naar de begroting van ontwikkelingssamenwerking.
Verder stelt het kabinet structureel 20 miljoen euro extra beschikbaar voor de uitbreiding van de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee. Hierdoor kunnen in de komende jaren ongeveer 200 extra marechaussees worden ingezet voor grensbewaking op lucht- en zeehavens.
Meevallers
Het kabinet verwacht in 2017 bijna 8 miljard euro meer aan belasting- en premieontvangsten te ontvangen dan vorig jaar in de Miljoenennota is geraamd. Vooral de btw (2,4 miljard), de vennootschapsbelasting (2,3 miljard) en de loon- en inkomensheffing (1,2 miljard) vallen hoger uit dan verwacht. Dit komt mede doordat de verwachte economische groei in 2017doorzet.
De uitgaven aan de werkloosheid dalen met 234 miljoen euro in 2017. De werkloze beroepsbevolking komt naar verwachting dit jaar uit op 4,9 procent, waar ten tijde van de Miljoenennota 2017 nog werd uitgegaan van 6,2 procent. Verder vallen de uitgaven aan hulpmiddelen in zorg in 2017 164 miljoen euro lager uit dan verwacht.
Tegenvallers
Vanaf 2017 is er een tegenvaller van gemiddeld 200 miljoen euro per jaar op de OCW-begroting, voornamelijk als gevolg van hogere leerling- en studentenaantallen dan eerder geraamd. Het kabinet heeft besloten de tegenvaller in 2017 op te lossen door de inzet van meevallers. Daardoor hoeft er dit jaar niet bezuinigd te worden op de bekostiging van onderwijsinstellingen. Ook in de langdurige zorg stijgen de uitgaven met 176 miljoen euro in 2017, doordat bepaalde groepen aanspraak hebben op meer zorg, zoals dagbesteding en huishoudelijke hulp. De keuze hoe om te gaan met structurele dekking van deze tegenvallers wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
Verder ziet het kabinet af van de invoering van de kostendelersnorm AOW. Deze regeling hield in dat de AOW lager wordt als meer mensen van 21 jaar of ouder op hetzelfde adres wonen. Ook de korting op de scholings- en monumentenaftrek is van de baan. Deze maatregelen zijn reeds gedekt in de begroting.
Dat valt erg mee want wat blijkt: verduurzamen van monumenten loont! Mits er van te voren goed over nagedacht is en er een gedegen plan ligt. Dit is de eerste conclusie van het onderzoek dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed doet naar de effectiviteit en gevolgen van verduurzamingsmaatregelen in rijksmonumenten. Door verduurzaming gaat de energierekening omlaag en het comfort omhoog. De bruikbaarheid van een monument neemt toe en de financiële exploitatie wordt gunstiger.
Hiervoor zijn 18 verschillende gebouwen, zoals kerken, molens en boerderijen geselecteerd om een verscheidenheid aan maatregelen te onderzoeken. Een duurzaamheidsmaatregel is bijvoorbeeld isolatie van wanden, vloeren en dak, maar denk ook aan koude en warmte-uitwisseling tussen rijksmonumenten en het aanbrengen van LED-verlichting. De eerste 13 pilots zijn nu klaar, de andere 5 volgen nog dit jaar en in 2018.
Om de duurzaamheidsmaatregelen mogelijk te maken ontvingen de betrokken projecten in totaal 10 miljoen euro subsidie vanuit het Ministerie van OCW.
De molenaars en bewoners van Molen de Hersteller uit het Friese Sintjohannesga hoeven nu ’s winters hun jas niet meer aan. Door de isolatie van wanden, vloeren en plafond is het nu comfortabel in de molen en kan de jas uit en zitten ze in hun bloes.
In 2050 wil Nederland energieneutraal zijn. We zien zonnepanelen verschijnen, gaan over op groene stroom en maken gebruik van windenergie. Niet alleen nieuwbouwwoningen worden duurzamer. Ook vele van de ruim 60 duizend rijksmonumenten maken een slag naar duurzaamheid. Bij renovatie en restauratie van monumenten worden thema’s als energiebesparing, energieopwekking en duurzaam materiaalgebruik steeds vaker meegenomen in de plannen.
Het onderzoek loopt tot en met 2018. Tot nu toe zien we dat ieder monument zijn eigen, creatieve maatwerkaanpak voor duurzame oplossingen nodig heeft. Verduurzamen van monumenten loont, mits per monument vooraf goed zorgvuldig onderzoek wordt gedaan naar wat wel of niet kan. Er is vaak meer mogelijk dan wordt gedacht!
Bezitters van een woning dat de status rijksmonument heeft, kunnen een tegemoetkoming krijgen voor energiebesparende maatregelen. Minister Bussemaker heeft hiervoor 10 miljoen euro vrijgemaakt. Het geld is bedoeld om energiebesparende maatregelen te treffen tijdens de restauratie van een rijksmonumentale woning. Nu is er alleen budget voor de restauratie van deze monumenten.
Het beste moment Het is vaak ingewikkeld om historische woningen energiezuiniger te maken. Voor de hand ligende ingrepen zoals dubbel glas of isolatie zijn daar geen optie. Monumenten hebben vaak een eigen, creative aanpak nodig. Uit ervaring blijkt dat een restauratie het beste moment is om energiebesparende maatregelen in monumenten aan te brengen. Dan ligt het dak eraf, wordt de fundering blootgelegd of zijn de muren gestript. ‘Met deze investering maken we het voor bezitters van monumentale woningen ook aantrekkelijk om energie te besparen en zodoende het klimaat te ontzien. Restauratie van een monument draagt dan niet alleen bij aan behoud van het erfgoed maar ook aan het behoud van de leefbaarheid van ons land’; aldus minister Bussemaker.
Lening De regeling wordt ondergebracht bij het Nationaal Restauratiefonds. Jaarlijk is circa €30 miljoen beschikbaar voor bezitters van monumentale woningen. Daar komt nu eenmalig €10 miljoen bij voor energiebesparing. Monumentenbezitters kunnen uit het fonds een lening met een lage rente krijgen, waarvan de opbrengsten weer terugvloeien in het fonds. Vanaf 1 juni kunnen eigenaren van woonhuizen één gecombineerde lening aanvragen voor de restauratie en de energiebesparende maatregelen.
In de periode 2009-2012 is de monumentenzorg gemoderniseerd. Nu, 5 jaar later is het tijd om te zien of het gemoderniseerde stelsel voldoet, of dat aanpassingen nodig zijn, Er is namelijk nogal wat gebeurd in die jaren, zoals onder andere: Er is een Erfgoedwet gekomen in 2016; De Omgevingswet is in opbouw; Er heeft een discussie gewoed over de fiscale aftrek onderhoud monumenten; De termen “verduurzamen”, “energielabel” en “in 2030 heeft geen woning meer een gasmeter” hebben ook in de monumentenwereld hun intrede gedaan. De gevolgen voor monumenten kunnen groot zijn. Immers, dubbel glas in een laatgotisch woonhuis is voor velen vloeken in de kerk. Over kerken gesproken, het religieus erfgoed wordt meer en meer een zorgenkindje met een groeiend aantal leegstaande kerkgebouwen. En met leegstand begint vaak het verval.
De Federatie Instandhouding Monumenten is de collectieve belangenbehartiger van particuliere monumentenorganisaties in Nederland. De FIM komt op voor de belangen van gebouwde, archeologische, groene en mobiele monumenten. Monumenten:
vormen een onmisbare band met ons verleden
zijn overal om ons heen en hebben een unieke en onvervangbare waarde
bepalen mede de Nederlandse identiteit, zijn van en voor iedereen
hebben een positief effect op onze leefomgeving
zijn onlosmakelijk verbonden met de (cultuur)geschiedenis van Nederland
stimuleren economie en werkgelegenheid
zijn parels voor toerisme en recreatie, in stad en platteland
zorgen voor de instandhouding van ambacht en werkgelegenheid.
Monumenten leven en ze maken Nederland mooier. Het gaat er nu om dat in stand te houden en te verbeteren, het te laten zien, erover te vertellen, eigentijds en aangepast aan de huidige maatschappij. Maar monumenten zijn niet vanzelfsprekend. Daarom:
1. Investeer in planmatig onderhoud: handhaaf de huidige budgetten voor onderhoud en fiscale aftrek. Verbeter en vereenvoudig het systeem waar nodig. Daarvoor is het huidige budget van 105 miljoen euro hard nodig.
2. Restaureer de monumenten die dat nodig hebben. Het huidige budget van 52 miljoen aan subsidies en leningen is voor deze opgave het minimum.
3. Onderzoek de restauratiebehoefte van kanjermonumenten en zorg voor financiering op maat. Reserveer hiervoor 5 miljoen euro extra.
4. Bevorder een passende en duurzame bestemming: versterk de huidige of zoek een nieuwe bestemming. Investeer 10 miljoen bovenop de huidige 3 miljoen.
5. Verdubbel het budget voor groene monumenten met minimaal 5 miljoen euro.
6. Voorkom leegstand, met name van kerken en stel daarvoor 25 miljoen extra beschikbaar.
7. Maak een actieplan voor mobiel erfgoed. Kosten: 1 miljoen euro.
8. Subsidieer waardevolle interieurs en ensembles met 3,5 miljoen euro.
9. Ondersteun eigenaren bij energiebesparing in hun monument en stel ze vrij van een verplicht energielabel.
10. Waardeer de burgerparticipatie en het draagvlak onder de bevolking voor monumenten. Faciliteer het vrijwilligerswerk met 500.000 euro.
De Federatie Instandhouding Monumenten wil het erfgoed duurzaam en publieksgericht in stand houden. Daarvoor is handhaving van het huidige totale budget van 160 miljoen euro noodzakelijk. Een extra budget van 50 miljoen euro is nodig om de grote, nieuwe uitdagingen aan te gaan.
Als liefhebber van oude industriecomplexen, jaren ’30 woningen, landhuizen, kerken en ander erfgoed kunt u uw hart ophalen op de Erfgoedfair. Op het gebied van lifestyle, restauratie, onderhoud en energiebesparing tonen diverse bedrijven wat zij u kunnen bieden. Van traditioneel vakmanschap en oude bouwmaterialen tot interieur. In combinatie met rondleidingen, thematische lezingen, live muziek en een verrassend cateringaanbod beleeft u een informatieve en gezellige dag uit.
De Erfgoedfair vindt twee keer in het jaar plaats. Op een buitenlocatie in het voorjaar en een binnenlocatie in het najaar. De eerstvolgende editie vindt plaats op 20 mei 2017 in de Generaal de Bonskazerne te Velp.
U kunt met de kortingscode EFEXPOS17 op www.erfgoedfair.nltoegangskaarten met korting bestellen. U betaalt dan slechts €6,50 (ipv €9,50) per persoon. De code is hoofdlettergevoelig. De korting is alleen geldig bij het online bestellen van toegangskaarten.
De waardering voor onze monumenten is groot. Onderzoek hiernaar laat zien dat Nederlanders het belangrijk vinden dat ons cultureel erfgoed behouden blijft. Maar hoe vertaalt zich dat in een financiële waardering voor monumenten ten opzichte van reguliere woningen? In een gezamenlijk onderzoek naar de huidige stand van zaken op de woningmarkt voor monumenten trekken de NVM en het Nationaal Restauratiefonds een aantal interessante conclusies.
De prijzen van monumenten daalden in de crisis harder en verder dan reguliere woningen, maar ‘die achterstand wordt snel ingelopen’ volgens Roeland Kimman van de NVM: de prijzen van monumenten stegen 17% sinds het dieptepunt in 2013, 6% meer dan reguliere woningen. De gemiddelde transactieprijs van een monument is op dit moment 463.000 euro. Vertaald naar een prijs per vierkante meter ligt van verkochte monumenten ook harder daalde dan die van ‘gewone’ koopwoningen (16% versus 13%). In de eerste jaren van het millennium, in de periode van 2000 tot 2008 is de prijs van een gemiddelde woning met 40% toegenomen, die van een monument met 42%. Het prijsniveau van een monument per vierkante meter ligt landelijk gemiddeld 53% hoger dan dat van een reguliere koopwoning. Dit is deels het gevolg van het feit dat veel monumenten in het centrum van historische steden en dorpen staan en dat het vaak gaat over unieke woningen. Wanneer we kijken naar de prijs per vierkante meter, dan ligt die van de van verkochte monumenten in de vijf gemeenten met de meeste rijksmonumenten (Amsterdam, Utrecht, Maastricht, Leiden en Haarlem) tussen 27% en 36% substantieel boven het niveau van dat van reguliere koopwoningen. Overwegend nog kopersmarkt Het NVM onderzoek laat ook zien dat de markt voor reguliere woningen landelijk inmiddels in evenwicht is. Op de woningmarkt voor monumenten is in de meeste provincies vooralsnog sprake van een kopersmarkt. De regionale verschillen zijn echter groot. In de provincies Noord-Holland en Utrecht hebben de verkopers van een monumentale woning het voor het zeggen, in provincies als Drenthe, Limburg en Overijssel is de markt voor monumenten nog duidelijk een kopersmarkt. Kopers kregen in de crisisjaren tussen 2008 en 2013 steeds meer keuze. Op het dieptepunt van de crisis kon een koper kiezen uit bijna 35 monumenten. Toen de koopwoningmarkt weer aantrok, profiteerde ook de markt voor monumenten. Naar verhouding is de monumentenmarkt sinds 2013 net zo sterk aangetrokken als die van de reguliere koopwoningen. De markt voor monumenten is echter nog steeds ruimer dan voor de crisis het geval was. Monumenten bevinden zich in het hogere prijssegment van de woningmarkt. De gemiddelde transactieprijs in de eerste drie kwartalen van 2016 was 463.000 euro, terwijl het prijsniveau op de reguliere bestaande koopwoningmarkt gemiddeld 234.000 euro bedroeg. Het hoge prijsniveau verklaart voor een deel waarom de woningmarkt voor monumenten vaak nog als een kopersmarkt te karakteriseren is. In het merendeel van de 43 grootste monumentgemeenten is de markt voor monumenten ruimer dan die van de reguliere koopwoningen. In grote steden als Amsterdam, Utrecht en Haarlem zien we dat de krapte op de monumentenmarkt bijna gelijk is aan de reguliere woningmarkt.juist in de crisis de verkooptijd van monumenten en reguliere koopwoningen naar elkaar kropen, vooral doordat de verkooptijd van reguliere woningen flink toe nam. ‘Over de aanschaf en restauratie van monumenten is er nog altijd veel onduidelijk. Wat mag er nu wel en niet met zo’n pand? Er is veel mogelijk als je je goed laat informeren’, zegt Pierre van de Gijp van het Restauratiefonds. ‘Wij investeren daar fors in, met publicaties, websites en samenwerking zoals met de NVM. Het is belangrijk dat elke potentiële koper zich goed voorbereidt en weet waar hij aan begint. Met een monument werkt het soms net even anders, die onbekendheid en complexiteit zien wij onder meer vertaald in een langer verkoopproces. Maar daar krijg je dan wel een bijzondere woning met een verhaal voor terug.’ Begin november worden er via NVM-makelaars 1.670 monumenten aangeboden. Bij de overige makelaars staan er nog 120 monumenten te koop. In totaal 1790 panden. Speciaal voor potentiële kopers van een monument heeft de NVM samen met het Restauratiefonds een webpagina ontwikkeld.
Minister Bussemaker heeft vandaag (9 november) aan de Kamer laten weten dat ze de aftrek voor monumenten voorlopig niet gaat schrappen. Ze komt hiermee tegemoet aan de wens van de Kamer. Oppositiepartijen CDA, D66, ChristenUnie en SP vonden het plan van de minister om de monumentenaftrek te schrappen te onduidelijk en niet goed onderbouwd. Nu de belastingaftrek volgend jaar niet verdwijnt, moet Bussemaker 25 miljoen euro op haar begroting zien te vinden. Dat bedrag kan hoger worden omdat zij vreest dat eigenaren van monumentenpanden nu versneld werkzaamheden gaan uitvoeren.
Tijdens het wetgevingsoverleg van de Commissie van Financiën van 7 november jongstleden heb ik uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan, die ik hierbij nakom.
Verzoek aan uw Kamer
Uw opmerkingen en de reacties uit het veld zijn voor het Kabinet aanleiding uw Kamer te verzoeken de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden. Dit betekent dat in 2017 de mogelijkheid van fiscale aftrek voor het onderhoud van monumentenpanden blijft bestaan. Per saldo betekent dit in 2017 een besparingsverlies van € 25 mln. Ik zal dit bij de Voorjaarsnota in mijn begroting inpassen. Ook bestaat het risico dat dit uitstel een aanzuigende werking heeft, dat eigenaren werkzaamheden versneld uitvoeren en de derving voor de Staat hoger wordt. Tenslotte zal uitstel van de monumentenaftrek met een jaar leiden tot een incidente
el besparingsverlies in 2017 van € 0,8 mln. dat zal moeten worden ingepast in de begroting van de Belastingdienst.
Voor de scholingsuitgaven houdt dit in dat u tijdig van mij een brief ontvangt waarin de voucherregeling zodanig is uitgewerkt dat besluitvorming mogelijk is om per 2018 de fiscale aftrek scholingsuitgaven af te schaffen.
Ik gebruik de komende periode om, waar uw Commissie op aandrong, verder te werken aan de nieuwe subsidieregelingen ter vervanging van beide fiscale aftrekregelingen.
De minister van Financiën zal conform het verzoek van uw Kamer in een separate brief nader in gaan op de kasschuif die is toegepast ten behoeve van de financiële dekking van de maatregelen uit dit deel van het Belastingpakket.
In het vervolg van de brief ga ik in op de toezeggingen nadere informatie te sturen over de fiscale aftrek voor het onderhoud aan monumentenpanden en de aftrek scholingsuitgaven.
Fiscale aftrek uitgaven voor monumentenpanden
In de bijlagen bij deze brief treft u het volgende aan over de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden:
De tekst van de onderhoudsregeling die zich richt op sober en doelmatig onderhoud en tot 1 januari 2020 loopt;
De tekst van de overgangsregeling die in 2017 en 2018 geldt voor eigenaren die onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan;
De Leidraad subsidiabele kosten van de Sim.
De analyseresultaten van de fiscale aftrek over het jaar 2014 worden, om de privacy van belastingplichtigen te beschermen, nu bewerkt, zodanig dat het aggregatieniveau toereikend is voor openbare publicatie.
In deze brief beschrijf ik achtereenvolgens mijn suggesties voor aanpassing van de nieuwe onderhoudsregeling, de financiële consequenties van de nieuwe regelingen, inclusief en exclusief de voorgestelde aanpassingen en ga ik kort in op de herijking van het monumentenstelsel vanaf 2019.
Suggesties voor aanpassing van de onderhoudsregeling
In het wetgevingsoverleg heb ik u enkele suggesties gedaan voor aanpassing van de onderhoudsregeling zoals ik die in mijn brieven van 20 september en 10 oktober jl. heb beschreven. Ik financier deze aanpassingen door binnen het monumentenbudget tijdelijk enkele verschuivingen uit te voeren om de overgang naar een nieuw systeem te faciliteren.
Brieven 20 september en 10 oktober
Voorstel aanpassing
Plafond onderhoudskosten
€ 10.000 per jaar
€ 30.000 per twee jaar
Percentage subsidie
25%
35%
Drempel onderhoudskosten
€ 2.000 per jaar
€ 2.000 per twee jaar
Aantal gebruikers (schatting)
6.000
9.000
Toelichting
1) Plafond naar 15.000 euro
Door de maximale subsidiabele kosten te verhogen van € 10.000 naar € 15.000 en het mogelijk te maken om over een periode van twee jaar een aanvraag in te dienen tot maximaal € 30.000, komen ook grotere onderhoudskosten voor subsidie in aanmerking. Daardoor hoeven eigenaren een aanvraag voor groter onderhoud niet op te knippen over twee jaar.
2) Percentage naar 35%
Het percentage subsidie gaat omhoog van 25% naar 35% van de onderhoudskosten. Daarmee is hetzelfde niveau bereikt als gemiddeld bij de fiscale aftrek van de onderhoudskosten het geval is. Bij de fiscale aftrek kunnen eigenaren 80% van de gemaakte onderhoudskosten als aftrekpost opvoeren. De totale fiscale compensatie komt dan gemiddeld uit op 35%. Door het percentage op 35% van de onderhoudskosten te stellen worden eigenaren die in 2017 onderhoud uitvoeren gemiddeld hetzelfde gecompenseerd als eigenaren die in 2016 onderhoud hebben uitgevoerd.
3) Drempel naar 2 jaar
Er is in de nieuwe onderhoudsregeling een keuze voor de eigenaar om 1x per jaar een aanvraag te doen (tussen de € 2.000 en € 15.000) of om na twee jaar een aanvraag te doen over al het verrichte onderhoud in de jaren 2017 en 2018. De drempel voor die twee jaar is dan € 2.000 aan onderhoudskosten (dus eigenlijk een drempel van € 1.000 per jaar). Daarmee wordt het dus mogelijk om wel elk jaar onderhoud uit te voeren, maar het totale bedrag dat daarmee is gemoeid over de twee jaar opgeteld in de subsidieaanvraag op te nemen. Zo wordt de subsidie ook bereikbaar voor eigenaren die klein onderhoud uitvoeren. Naar verwachting worden hier 3.000 extra eigenaren mee geholpen.
De mogelijkheid om per twee jaar subsidie te krijgen heeft als voordelen voor de eigenaar:
een grote onderhoudsbeurt hoeft niet te worden opgeknipt over twee jaar;
de drempel wordt verlaagd;
de administratieve last wordt lager;
het voorstel leidt tot 50% meer gebruikers dan de regeling zoals in de brief van 10 oktober is beschreven (van 6.000 naar 9.000).
Financiële consequenties
U heeft u mij gevraagd een overzicht te geven van de financiële consequenties van het voorstel voor de overgangsregeling en de onderhoudsregeling, en van mijn suggesties voor de aanpassingen. Hieronder vindt u dit overzicht.
Omvang derving en bezuiniging
De fiscale derving is jaarlijks € 57 miljoen. Daarvan wordt vanaf 2017 jaarlijks € 32 miljoen aan de begroting van het Ministerie van OCW toegevoegd voor een vervangende subsidieregeling. De overige € 25 miljoen is als bezuiniging ingeboekt als bijdrage aan de rijksbrede ruilvoetproblematiek en om de OCW-begroting sluitend te maken.
Budgetverdeling overgangsregeling en onderhoudsregeling
Overgangsregeling
Voor de regeling met compensatie voor onomkeerbare verplichtingen in 2017 en 2018 zet ik eenmalig € 25 miljoen in, zoals ik in mijn brieven van 20 september en 10 oktober jongstleden heb geschreven. Dat bedrag is gebaseerd op de cijfers van de Belastingdienst. In 2015 en 2016 is voor circa 400 rijksmonumenten bepaald hoeveel de fiscale aftrek is op basis van de plannen. Die cijfers leiden tot € 25 miljoen die nodig is om deze groep te compenseren.
Onderhoudsregeling
Voor de nieuwe onderhoudsregeling zet ik in 2017 en 2018 € 11 miljoen per jaar in, uitgaande van een percentage subsidie van 25% en een plafond van € 10.000. Daarnaast is een storting in het NRF voorzien van eenmalig € 10 miljoen in 2017. De regeling wordt conform het Uniform Subsidiekader (USK) vorm gegeven. Er is nu een normatieve stelpost opgenomen voor de uitvoering, maar de verwachting is dat geld wordt overgehouden dat toegevoegd kan worden aan de regelingen.
Aangepast voorstel
Met de suggesties voor een aangepaste regeling tracht ik vooral het regulier onderhoud te stimuleren en ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk eigenaren sober en doelmatig onderhoud kunnen uitvoeren. Ik zou daartoe het budget voor de onderhoudsregeling kunnen verhogen door € 10 miljoen niet te storten bij het NRF, zoals ik in mijn brief van 10 oktober aangaf en door € 10 miljoen extra in te zetten vanuit de Sim gelden. Het budget voor de onomkeerbare financiële verplichtingen wijzigt niet in het aangepaste voorstel.
Voorstel brieven 20 september en 10 oktober
In
2017
2018
Budget OCW begroting
32
32
Uit
2017
2018
Totaal
Uitvoering
3
3
6
Onderhoud
11
11
22
Onomkeerbaar
12,5
12,5
25
NRF storting
5
5
10
31,5
31,5
63
Aanpassing
In
2017
2018
FIN
32
32
64
SIM
10
10
74
Uit
2017
2018
Totaal
Uitvoering
3
3
6
Onderhoud
21
21
42
Onomkeerbaar
12,5
12,5
25
NRF storting
0
0
0
36,5
36,5
73
De aanpassing kost netto € 10 miljoen meer dan voor de jaren 2017 en 2018 beschikbaar is. Dit tekort vang ik op door de middelen die in 2016 in de Sim niet zijn beschikt, beschikbaar te stellen voor de aanpassing van de regeling.
Op die manier vang ik binnen de begroting van het Ministerie van OCW (inclusief de € 32 miljoen) de aanpassing van de onderhoudsregeling op. Om meer precies te zijn; het geheel wordt opgevangen binnen de middelen die ik voor monumentenzorg beschikbaar heb. Indien het aangepaste voorstel niet wordt uitgevoerd, zal het Sim geld van € 10 miljoen voor andere doelen worden ingezet.
Dit betekent dat met het aanhouden van het voorstel tot afschaffing van de aftrek voor monumentenpanden ik niet kan garanderen dat dit bedrag ook in de toekomst beschikbaar zal zijn om de overgang naar een nieuw systeem te faciliteren.
Herijking
Tijdens het wetgevingsoverleg op 7 november is de herijking van het stelsel voor monumentenzorg aan de orde gekomen. Ik hecht eraan u te laten weten dat de ontwikkelingen in de monumentenzorg veelvuldig in de Kamer zijn besproken in de commissie OCW. In debatten in 2015 over het Brim (nu de SIM) over de toekomst van grote monumenten is door mij aangegeven dat er na een evaluatie van de Sim in 2018 gekeken moet worden naar de toekomst van het gehele stelsel. Ook is met uw Kamer gewisseld dat de restauraties die met rijksgeld nu door de provincies worden gesubsidieerd geëvalueerd worden in 2018. In het kader van de Erfgoedwet is een discussie gevoerd om de inzet van vrijwilligers te kapitaliseren om de eigenaren van monumenten hun eigen bijdrage op te kunnen laten brengen. Op allerlei manieren blijkt de financiering van monumenten aan een herziening toe te zijn. Doel is dat er één regeling komt voor het onderhoud van alle rijksmonumenten, dat er oplossingen worden gevonden voor de monumenten waar de nood hoog is (grote kerkgebouwen, monumenten in Groningen), dat we leegstand in monumenten aanpakken en dat we de monumenten gereed maken voor de toekomst door te investeren in de verduurzaming. Met de onderhoudsregeling die ik voorstel voor de woonhuizen, en die geënt is op de SIM, zet ik een eerste stap naar een duurzaam en eenduidiger stelsel voor monumentenzorg. Als op dat moment, in 2019, een derde van het beschikbare budget (de fiscale aftrek) niet inzetbaar is vanwege lopende verplichtingen, belemmert dat de hervorming van het stelsel zeer.
Scholingsuitgaven
Tijdens het wetgevingsoverleg over het Belastingpakket van d.d. 7 november j.l. heb ik uw Kamer toegezegd met nadere informatie te komen over de omvorming van de fiscale aftrekpost scholingsuitgaven in een subsidieregeling voor scholingsvouchers.
In deze brief informeer ik u achtereenvolgens over:
De positie van de nieuwe subsidieregeling in relatie tot overige maatregelen. Daarbij ga ik ook in op de vraag van het lid Omtzigt (CDA) over de afbakening met O&O-fondsen.
De uitgangspunten van de nieuwe subsidieregeling, waarbij ik op verzoek van verschillende leden van uw Kamer zo concreet mogelijk ben geworden. Daar waar nog sprake is van te maken keuzes, schets ik deze. Ik geef ook een aantal voorbeelden van personen die wat mij betreft in aanmerking zouden moeten komen voor een voucher. Tevens volgt een korte toelichting op de eerste ervaringen van de regeling scholingsvouchers voor kansberoepen.
Een korte schets op hoofdlijnen over de uitvoeringskosten, administratieve lasten en de gevolgen voor bezwaar en beroep van de omvorming naar een subsidieregeling.
Nieuwe subsidieregeling scholingsvouchers vult lacune in het beleid voor leven lang leren in
Met de subsidieregeling scholingsvouchers beoog ik een lacune in het huidige palet aan maatregelen gericht op een leven lang leren op te vullen. Ik wil de fiscale aftrekpost scholingsuitgaven omvormen naar een regeling die sterker gericht is op het stimuleren van scholing, bij mensen die kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt en waarbij het maatschappelijk belang van scholing groot is (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 447, nr. 2). Kwetsbaarheid kan te maken hebben met een noodzakelijke transitie op de arbeidsmarkt, ook intersectoraal, bijvoorbeeld voor mensen die als gevolg van de automatisering in de bankensector een overstap moeten maken naar een andere sector. Dit is in lijn met het advies van de commissie Van Dijkhuizen. Met een dergelijke focus sluit ik aan bij de primaire verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers om, al dan niet via O&O-fondsen te werken aan het vergroten van duurzame inzetbaarheid. Ook intersectoraal zijn er al goede voorbeelden van O&O fondsen die samenwerken. Tegelijkertijd blijft er behoefte aan een extra scholingsimpuls, juist bij sectoren in transitie. Door meer focus te leggen op transitie en intersectorale scholing zal in mijn optiek ook niet snel sprake kunnen zijn van het door het bedrijfsleven afwentelen van voorheen private scholingsuitgaven op deze beoogde nieuwe subsidieregeling. Ik hoop hiermee de vraag van het lid Omtzigt (CDA) afdoende te hebben beantwoord.
Deze focus draagt ertoe bij dat ik naar verwachting met minder financiële middelen evenveel mensen een extra zetje kan geven tot het volgen van scholing in vergelijking tot de huidige fiscale aftrekpost. Ik voel mij daarin gesterkt door het rapport van het CPB. Het CPB laat op basis van internationaal onderzoek immers zien dat de deadweight loss van een goed vormgegeven subsidieregeling de helft lager kan zijn dan van de huidige fiscale aftrekpost: dit betekent dat met de helft van het budget ongeveer evenveel mensen als nu extra gestimuleerd kunnen worden tot het volgen van een scholing.
Een dergelijke regeling is een wenselijke aanvulling aan het totale palet aan maatregelen dat ik heb genomen om een leven lang leren te stimuleren. Zo introduceer ik per augustus 2017 een leven lang leren krediet. Met dat krediet kunnen volwassenen tegen aantrekkelijke voorwaarden lenen voor het volgen van onderwijs. De verwachting is dat 40.000 studenten tot 55 jaar daar jaarlijks een beroep op doen. En verder werk ik hard aan het flexibiliseren van het onderwijs om meer maatwerk aan volwassenen te kunnen bieden. Zo is het sinds dit schooljaar mogelijk om door de overheid erkende certificaten voor delen van opleidingen te halen in het mbo. Voorts ben ik gestart met pilots met flexibilisering van het hoger onderwijs, waarmee zo’n 500 deeltijd en duale opleidingen in het hbo veel meer flexibiliteit en maatwerk kunnen gaan bieden de komende jaren. Ook gebeurt er veel op het gebied van open en online onderwijs, waardoor de toegankelijkheid van bij- en omscholing toeneemt, denk hierbij aan MOOC’s en blended onderwijs. Daar bovenop geldt dat studenten gedurende hun gehele leven door de overheid bekostigd mbo-onderwijs kunnen volgen en aanspraak kunnen maken op het volgen van één bekostigde bachelor en master tegen betaling van het wettelijk collegegeld. En tot slot experimenteer ik met vraagfinanciering in het deeltijd hoger onderwijs en onderzoekt de commissie Sap de mogelijkheden voor vraagfinanciering in het mbo.
Uitgangspunten van de subsidieregeling scholingsvouchers
Tijdens het debat heb ik bij uw Kamer nadrukkelijk gezien dat er bezwaren zijn om in te stemmen met het afschaffen van de fiscale aftrekpost, terwijl er nog geen subsidieregeling afgerond is. Ik heb ook aangegeven dat het wenselijk was geweest als dit proces op een andere manier had kunnen verlopen. Tegelijkertijd is al heel veel wel duidelijk, onder andere op basis van ervaringen die wij in het verleden met vouchers hebben opgedaan (denk aan de regeling scholingsvouchers voor kansberoepen (zie box 1), de lerarenbeurs en de experimenten vraagfinanciering). Dat heb ik in eerdere brieven en in het debat 7 november j.l. ook geschetst.
Box 1: Eerste ervaringen met regeling scholingsvouchers voor kansberoepen
Sinds mei 2016 ondersteunt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkzoekende werknemers, werklozen en zelfstandigen door scholingsvouchers beschikbaar te stellen. De Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep loopt tot en met 31 december 2017. Door de subsidie vraaggericht in te zetten, namelijk voor scholing die opleidt richting een kansberoep, worden de kansen op een (nieuwe) baan vergroot. UWV stelt 2 maal per jaar de kansberoepenlijst vast op basis van recente arbeidsmarktinformatie1. Een kansberoep is een beroep dat een werkzoekende een meer dan gemiddelde kans op een baan biedt. Daarbij wordt gekeken naar het aantal vacatures per beroep, gerelateerd aan het aantal cv’s van werkzoekenden die aan de vacature-eisen voldoen en naar de uitstroomkansen uit de WW naar deze beroepen. Voor deze regeling heeft de minister van SZW in totaal €27 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan €9 miljoen voor werkzoekenden uit de langdurige zorg. De waarde van de voucher is maximaal €2.500. Er is sprake van grote interesse in de scholingsvouchers. Sinds de openstelling van de regeling registreerde UWV bijna 9.000 aanvragen. Van de aanvragen zijn er ongeveer 3.500 afgehandeld, waarbij ruim 2.000 aanvragen zijn toegekend. Bij de toekenningen zijn vooral kansberoepen in de sectoren transport en logistiek, financieel-commercieel en ICT populair. Het gaat dan om kansberoepen zoals vrachtwagenchauffeur, marketingmedewerker/online-marketeer en programmeur ICT. De grote interesse in de scholingsvouchers geeft aan dat er bij werkzoekenden een duidelijke behoefte is aan het ondersteunen van scholing. Met deze vouchers wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het toerusten van werkzoekenden voor de arbeidsmarkt van de toekomst. De opleidingen bieden hen beter perspectief op een beroep dat een kans biedt op een duurzame baan. Aan het einde van de looptijd van de regeling zal de regeling worden geëvalueerd. De minister van SZW zal u voor de begrotingsbehandeling SZW nader informeren over de voortgang van de sectorplannen en de maatregelen Doorstart naar nieuw werk (waaronder de scholingsvouchers).
De uitgangspunten zijn achtereenvolgens:
Net als bij de huidige regeling kansberoepen vraagt het individu de voucher digitaal aan bij DUO of UWV. De aanvraag kan zonder tussenkomst van een eventuele werkgever worden gedaan. Net als de fiscale aftrekpost komen ook werklozen, niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met korte, flexibele contracten en ZZP’ers komen in aanmerking voor een voucher, in het laatste geval uitsluitend wanneer niet via de IB als ondernemer al scholingskosten worden afgetrokken.2
Net als bij de regeling kansberoepen overlegt de aanvrager
Een bewijs van inschrijving
Een bewijs van het verschuldigde bedrag of betaalde bedrag
Zoals het lid Omtzigt (CDA) ook vroeg, is een belangrijke uitdaging voor de regeling dat de aanvrager zich daadwerkelijk bevindt in een sector die in transitie is. Daartoe is een aantal mogelijkheden, waarbij ik na consultatie van het veld in overleg met uw Kamer uiteindelijk een keuze zal maken. Ik kom daar in het slot van de brief nog even op terug. Om de doelgroep nader af te bakenen is een aantal mogelijkheden denkbaar (ook combinaties zijn mogelijk), waar vanzelfsprekend voor- en nadelen mee samenhangen:
Een mogelijkheid is om een relatief groot deel van het budget te oormerken voor lager- en middelbaar opgeleiden. Alle lager- en middelbaaropgeleiden komen dan in aanmerking voor een voucher, onder de veronderstelling dat deze groep meer kwetsbaar is voor transities. Mede naar aanleiding van vragen van het lid De Vries (VVD) geef ik aan dat bijkomend voordeel van deze mogelijkheid kan zijn dat werkenden voordat zij daadwerkelijk in transitie zijn naar een andere baan, ook voor een voucher in aanmerking kunnen komen.
Een tweede mogelijkheid is om alleen scholing gericht op kansberoepen in aanmerking te laten komen voor een voucher, ongeacht de sector waarin de aanvrager werkzaam is. Ook bij deze mogelijkheid geldt dat werkenden alvorens daadwerkelijk in transitie te zijn in aanmerking kunnen komen voor een voucher.
Een derde mogelijkheid is om de eis te stellen dat de aanvrager zich bij het UWV registreert als werkzoekende (dat kan ook als je een baan hebt) en zijn of haar CV op werk.nl plaatst.
Net als bij de huidige regeling kansberoepen is de maximale subsidie € 2.500. Voor scholing van minder dan € 2.500 is derhalve geen eigen bijdrage vereist. Het CPB laat zien dat gemiddeld genomen nu ongeveer €1.700 wordt opgevoerd bij de fiscale aftrekpost voor scholingsuitgaven (waarvan dus maximaal de helft bij een inkomen in de hoogste belastingschijf wordt gesubsidieerd).
Aanvragers van meerjarige opleidingen krijgen gedurende de nominale studieduur elk jaar een voucher.
Net als bij de huidige regeling kansberoepen ligt het voor de hand de voucher te betalen aan het individu. Het voordeel van het individu is dat dan ook eventueel studiemateriaal vergoed kan worden. Dit kan voor de doelgroep belangrijk zijn om te scholen. Met de beoogde uitvoerders wordt nog verkend of er redenen te geven zijn om de voucher toch uit te betalen aan de instelling die de scholing verzorgt. Een voordeel kan zijn dat de uitvoerder met minder partijen een subsidierelatie hoeft te onderhouden. Bij de huidige experimenten vraagfinanciering is hiervoor gekozen.
Net als bij de huidige regeling kansberoepen geldt dat als een individu de kosten niet kan voorfinancieren, de mogelijkheid bestaat om een subsidie te krijgen voor nog niet-gemaakte kosten.
Net als de regeling kansberoepen kan de voucher worden ingezet bij door de overheid erkende opleidingen, delen van deze opleidingen en door de branche erkende opleidingen. Ook EVC komt in aanmerking voor subsidie. Na consultatie met het veld maak ik graag in overleg met u de keuze of het zinvol is een verdere beperking aan te brengen. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld het beperken van scholing tot opleidingen gericht op kansberoepen.
De regeling zal meerdere tijdvakken kennen waarin aanvragers hun aanvraag voor een voucher kunnen doen. Dit zorgt ervoor dat ook bij bijvoorbeeld het begin van het schooljaar per augustus nog vouchers beschikbaar zijn. Elk tijdvak kent een wijze van toekenning op basis van het principe: wie het eerst komt, wie het eerst maalt.
Bij de regeling kansberoepen is de afspraak gemaakt dat het UWV binnen 8 weken een besluit neemt op een aanvraag. Bij de uitvoering van deze regeling zal gestreefd worden naar een zo kort mogelijke doorlooptijd en wordt in principe 8 weken als maximum aangehouden.
Het individu werkt mee aan steekproefsgewijs onderzoek.
Voor de groep studenten die momenteel een meerjarige opleiding volgen, geen recht meer hebben op studiefinanciering of het studievoorschot en die zich hebben ingeschreven voordat het kabinet het afschaffen van de aftrek bekend heeft gemaakt, komt er een overgangsregeling. Zij krijgen vouchers voor de nominale duur van de opleiding.
Box 2: Voorbeelden hoe de regeling kan werken
Een kapster die als ZZP-ster werkt in een kapsalon krijgt last van eczeem aan haar handen. Ze weet dat ze dit beroep niet lang meer kan uitoefenen, maar wil graag met mensen blijven werken in een dienstverlenend beroep. Ze zou graag als medewerker klantenservice willen werken, waarvoor ze de opleiding in de avonduren kan volgen. Zij moet deze opleiding zelf bekostigen. Een forse investering in haar toekomst waar een voucher goed bij zou helpen. Een receptionist in een ziekenhuis ziet dat veel meer van zijn werk, automatisch en digitaal gebeurd. Hij heeft ook een diploma als verpleegkundige en ziet dat er vacatures zijn hiervoor, maar zijn kennis is niet meer up-to-date. Hij werkt via een uitzendbureau en deze gaat zijn opleiding niet vergoeden. Met een voucher kan hij een opleiding doen om zijn kennis weer up-to-date te brengen en solliciteren als verpleegkundige. Een 50-jarige stratenmaker begint de nodige fysieke klachten te krijgen en komt thuis te zitten. Zijn lijf kan dit zware beroep niet meer uitoefenen. Hij heeft gehoord dat er in de procesindustrie veel banen zijn, bovendien is het fysiek minder zwaar werk. Hij zou graag daar aan de slag gaan, maar dan heeft hij een Vapro certificaat nodig. Hij kan nergens aankloppen om deze opleiding gefinancierd te krijgen, een voucher zou dus uitkomst bieden. Een schadebehandelaar bij een verzekeraar merkt dat door digitalisering zijn werk onder druk komt te staan. Hij heeft veel affiniteit met cijfers en zou graag meer de richting van accountancy opgaan via een deeltijd hbo-opleiding. Zijn werkgever vergoedt alleen korte cursussen die over schadebehandeling gaan. Met een voucher kan hij zich omscholen naar een meer kansrijk beroep.
Uitvoeringskosten, administratieve lasten en gevolgen voor bezwaar en beroep
Het lid Omtzigt (CDA) heeft gevraagd naar een reactie op de hoofdstukken 6,7 en 8 uit het wetsvoorstel.
Uitvoeringskosten
Het afschaffen van de fiscale aftrek scholingsuitgaven betekent voor de Belastingdienst een vereenvoudiging van de uitvoering. De handhavingscapaciteit voor de inkomstenbelasting voor particulieren wordt subject- en risicogericht ingezet en wordt in beginsel niet toegerekend aan afzonderlijke aftrekposten. Het vervallen van de aftrek van scholingsuitgaven biedt ruimte om structureel de capaciteit te verlagen. Ook leidt dit tot een structurele besparing bij de BelastingTelefoon. De structurele besparing bij de Belastingdienst die direct aan het afschaffen van de fiscale aftrek scholingsuitgaven is toe te rekenen, bedraagt in totaal € 260.000. Voor de regeling scholingsvouchers is in de begroting van OCW een maximaal bedrag van € 8,4 miljoen aan uitvoeringskosten geraamd. Dit maximum van 10% is opgenomen om behoedzaamheid te betrachten. De verwachting is niet dat dit bedrag aan uitvoeringskosten ook noodzakelijk zal blijken te zijn. Op basis van de ervaringen verwacht ik dat de uitvoeringskosten lager kunnen zijn. Bij de lerarenbeurs gaat het om maximaal 5% van het totale subsidiebedrag. De huidige regeling kansberoepen kent jaarlijks gemiddeld € 1,8
miljoen aan uitvoeringskosten, waarbij moet worden aangetekend dat het een tijdelijke subsidieregeling is met ook aanloopinvesteringen die het UWV heeft moeten maken. De subsidieregeling praktijkleren, die eerder ook een fiscale aftrekpost betrof, kent uitvoeringskosten van € 2,4 miljoen, wat neerkomt op tussen 1% en 2% van het totale budget. Ik ga ervanuit dat na een zekere aanloopperiode de uitvoeringskosten maximaal 5% van het totale subsidiebedrag zullen zijn. Een en ander hangt natuurlijk ook af van de complexiteit van de regeling en het daarbij behorende overgangsrecht.
Administratieve lasten
Het afschaffen van de fiscale aftrek scholingsuitgaven draagt bij aan een reductie van de administratieve lasten met € 0,75 miljoen doordat burgers de scholingsuitgaven niet meer kunnen opvoeren. Daar staat tegenover dat jaarlijks 40.000 aanvragers voor de voucherregeling in aanmerking kunnen komen en daarvoor ook kosten maken. Het is aannemelijk dat de administratieve lasten beperkt zullen toenemen. Vooralsnog ga ik uit van een verdubbeling van de administratieve lasten (op basis van een uur tijd die een gedigitaliseerde aanvraag kost). Ook hier geldt dat een en ander af zal hangen van de complexiteit van de regeling.
Gevolgen voor bezwaar en beroep
De Raad voor de Rechtspraak verwacht van het wetsvoorstel geen toename van de werklast. Afgaande op ervaringen bij de lerarenbeurs verwacht ik dat op basis van 40.000 toegekende vouchers sprake zal zijn van 5% bezwaar en 1% beroep. Dit is gebruikelijk bij regelingen en wordt meegenomen bij de uitvoeringskosten.
Proces
Maandag 7 november jl. heb ik uw Kamer toegezegd de nieuwe regeling scholingsvouchers tijdig voor te willen leggen. Daartoe zal ik een uitvoeringstoets door de beoogde uitvoeringsinstantie laten uitvoeren, alsmede DUO en UWV vragen om een haalbaarheidsstudie op hoofdlijnen uit te voeren. Uiteraard zal ik uw Kamer over de uitkomsten van de uitvoeringstoets en haalbaarheidsstudies informeren. Bij de uitwerking van de nieuwe regeling zal ik ook betrekken:
de motie van de leden Bruins (CU) en Straus (VVD) over het recht op bekostigd onderwijs;
het SER-advies over post-initieel leren dat dit voorjaar verschijnt.
de aanbevelingen van commissie Sap die volgens planning 1 maart komen.
Tevens zal ik met het voorleggen van de regeling, uw Kamer informeren over de wijze waarop ik gevolg wil geven aan de motie Rog om de leeftijd voor het levenlanglerenkrediet te verhogen. Zoals ik in het debat over de onderwijsbegroting heb aangegeven, sta ik positief tegenover de motie van het lid Rog om de leeftijdsgrens van het levenlanglerenkrediet gelijk mee op te laten lopen met de verhoging van de AOW-leeftijd (2016-2017, 34550-VIII, nr. 23). De motie leidt echter wel tot extra kosten en uitvoeringslasten. Hierbij zal ik ingaan op de benodigde wetswijziging van de WSF 2000, de mogelijke ingangsdatum en de hoogte van de kosten inclusief uitvoeringslasten. Naar eerste inschatting bedragen de extra kosten structureel ongeveer € 4 miljoen per jaar (structureel rond 2035, de eerste jaren zijn er geen kwijtscheldingen). Deze extra kosten zullen worden gedekt uit het budget van de nieuwe regeling. Daarnaast stijgt de staatsschuld met structureel circa € 80 miljoen. Dat is het extra bedrag aan leningen dat in totaal uitstaat.
Ik hoop dat ik met bijgaande brief u zo goed mogelijk heb kunnen informeren.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Jet Bussemaker
1 In het overleg d.d. 7 november jl. is door het lid Schouten (CU) het voorbeeld van leraar basisonderwijs aangehaald. In reactie op vragen van de leden Bruins en Schouten is aangegeven dat docenten niet zijn opgenomen omdat voldoende werkzoekenden ingeschreven staan die op zoek zijn naar een baan in een bepaald beroep (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, Aanhangsel).
2 Relevant bij de fiscale aftrekpost is of belasting wordt afgedragen, al dan niet via de fiscaal partner. 80% van de gebruikers scholingsaftrek had alleen inkomen uit loon/werk, 1% van de gebruikers scholingsaftrek had alleen inkomen uit uitkering, 19% had inkomen uit zowel uitkering als inkomen uit loon/werk.
Hét evenement voor liefhebbers, bewoners en eigenaren van historische panden.
Liefhebbers van oude industriecomplexen, jaren ’30 woningen, landhuizen, kerken en ander (monumentaal) erfgoed kunnen op zaterdag 5 november hun hart ophalen op de Erfgoedfair in Ede, in het voormalige kantinegebouw van ENKA. Van 11.00 tot 19.00 uur tonen ruim 40 bedrijven en organisaties hun producten en diensten: van traditioneel vakmanschap en oude materialen tot interieur. Ook zijn er lezingen en informatiedesks waar bezoekers worden geïnformeerd over kleurgebruik, energiebesparing en styling. Daarnaast worden er rondleidingen gegeven over het ENKA-terrein, zoals naar de ‘bitterzoutloods’ en ‘schuilkelder’. De kunstzijdefabriek ENKA werd in 1922 gebouwd. In 2003 sloot zij haar deuren. Het terrein wordt sinds die tijd herontwikkeld. Delen van de ENKA-fabriek zijn benoemd tot rijksmonument en geïntegreerd in de wijk die er omheen wordt gebouwd.
Entree Aan de kassa betalen bezoekers € 12,50 voor de entree. In de online voorverkoop tot en met 4 november, via www.erfgoedfair.nl, kost een toegangskaart € 9,50. Bezoekers tot en met 17 jaar hebben gratis toegang.
Over de Erfgoedfair De Erfgoedfair is een halfjaarlijks evenement dat telkens op een andere (monumentale) locatie in Nederland plaatsvindt. Op de Erfgoedfair komt vraag en aanbod samen in een historische ambiance. Stichting Nederland Monumentenland is de organisator van de Erfgoedfairs. Deze stichting wil evenementen organiseren en interactie tot stand brengen, die een relevante bijdrage leveren aan kennisdeling over en beleving van monumenten. Initiatieven die het draagvlak voor monumenten versterken. Om dit te realiseren organiseert de stichting onder meer de Erfgoedfair, de Bankgiro Loterij Open Monumentendag en het Nationaal Monumentencongres. www.erfgoedfair.nl I www.nederlandmonumentenland.nl